Geregeld treffen wij in onze praktijk paarden aan, waarbij na mestonderzoek blijkt dat de klachten veroorzaakt worden door een worminfectie. Soms blijkt (bij navraag) dat zo’n paard al geruime tijd niet is ontwormd, in andere gevallen treffen we een totaal verbaasde eigenaar, die aangeeft heel consequent te ontwormen.
Hieruit blijkt niet alleen, dat maagdarmwormen bij paarden (ernstige) gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken, ook geeft het aan, dat goed ontwormen niet altijd even gemakkelijk is.
Heel jonge paarden en oude paarden zijn gevoeliger voor infectie met maagdarmwormen.
Er komen verschillende maagdarmwormsoorten voor bij paarden.

Diagnose

Op basis van verschillende symptomen en het ontwormingsschema kan een infectie met maagdarmwormen worden vermoed. In de meeste gevallen kan de diagnose definitief worden gesteld door mest te onderzoeken onder de microscoop. Men dient wel te beseffen, dat alleen de volwassen stadia van maagdarmwormen eitjes produceren.

Op de praktijk tellen wij het aantal wormeieren in een gram mest (EPG). Het EPG geeft weer hoe zwaar de besmetting is.
Een andere mogelijkheid om een parasitaire infectie vast te stellen, is door het doen van bloedonderzoek.

Therapie

Om paarden te ontwormen hebben we de beschikking over diverse wormspuiten. Het is belangrijk op het juiste moment te ontwormen met het goede middel.
We onderscheiden ontwormingsspuiten op basis van:

  • ivermectine: Equimectin, Eraquell (eventueel in combinatie met praziquantel¹), deze spuiten werken 8 weken. Ivermectine werkt tegen de meeste wormsoorten, maar niet tegen de larve stadia van de rode bloedworm. Verder komt resistentie voor bij spoelwormen.
  • moxidectine: Equest (eventueel in combinatie met praziquantel), werkt 12 weken, werkt ook tegen larve stadia van de rode bloedworm
  • pyrantel: Nematel-p, Strongid-P, werkt 6 weken, wordt gebruikt bij spoelworminfecties.

¹ praziquantel werkt tegen de lintworm

Onnodig ontwormen

Men kan proberen paarden wormvrij te houden door ze geregeld op basis van een vast schema te ontwormen. De frequentie van ontwormen is daarbij afhankelijk van het gekozen middel. Maakt men bijvoorbeeld gebruik van een wormspuit op basis van ivermectine, dan zal men 8 weken na een behandeling opnieuw moeten behandelen, omdat het middel dan uitgewerkt is.

Tegen deze manier van ontwormen ontstaat echter steeds meer weerstand omdat veel paarden op deze manier waarschijnlijk veel te vaak worden ontwormd. Heel jonge paarden en oude paarden zijn gevoeliger voor worminfecties. Verder spelen allerlei factoren een rol in het al dan niet ontstaan van een (ernstige) worminfectie.

De hoeveelheid weidegang en het oppervlak waarop de dieren lopen spelen een belangrijke rol. Ook zal de kans op een worminfectie veel kleiner worden wanneer dagelijks de mestballen uit het land worden verwijderd. Daarnaast is het ene paard ‘gewoon’ gevoeliger dan het andere.

Het ontwormen van paarden in de winterperiode is, mits goed ontwormd, ook als ze weidegang krijgen, overbodig, omdat ’s winters geen infectie wordt opgedaan.

Bij veulens kan het wel noodzakelijk zijn in de winter te ontwormen. Veulens zijn gevoelig voor infecties met veulenwormen en spoelwormen, deze infecties kunnen ook op stal worden opgedaan.

Wanneer dan wél ontwormen?

Als paarden intensief worden geweid, zal men ze waarschijnlijk geregeld moeten ontwormen, zeker wanneer het om groepen gaat en helemaal wanneer het verschillende leeftijdsgroepen betreft. 

Het is aan te raden een week voordat ze naar buiten gaan in het voorjaar mestonderzoek te laten doen. Daarbij hoeft niet beslist ieder paard afzonderlijk te worden onderzocht. Er kan ook een mengmonster gemaakt worden van een groep dieren.
Groepen met een EPG voor Strongylus-type wormen boven de 100 dienen ontwormd te worden evenals individuele dieren met een EPG boven de 200.

Dieren waarbij een infectie met spoelwormen wordt vastgesteld worden behandeld met een pyrantel bevattende wormspuit.

Paarden met een laag EPG worden niet behandeld. Van dieren of diergroepen die behandeld zijn, dient men opnieuw mestonderzoek te laten verrichten als de werkingsduur van de wormspuit waarmee ze zijn behandeld, is verstreken. Afhankelijk van de uitslag van dat mestonderzoek kan besloten worden al dan niet opnieuw te ontwormen.

Van paarden die niet ontwormd zijn, moet men na een maand opnieuw mestonderzoek laten doen, behalve als men weet dat het betreffende dier weinig gevoelig is voor worminfecties.

Door regelmatig (om de 2 à 3 weken) te verweiden of door altijd alle mestballen te verwijderen, kan men worminfecties voorkomen / verminderen.

Voor veulens en jaarlingen gelden andere normen dan voor oudere dieren. Veulens kunnen op stal infecties opdoen met de veulenworm en/of de spoelworm. Hygiëne speelt een grote rol. Mestonderzoek op de aanwezigheid van veulenwormen kan zinvol zijn vanaf een leeftijd van 14 dagen, spoelwormeieren kan men vinden vanaf 4 maanden.
Wanneer men veulens preventief wil ontwormen, dient men dat rond de tiende levensdag te doen met een ivermectine bevattende wormspuit. Deze behandeling dient om de zes weken herhaald te worden.
Aangezien spoelwormen resistent zijn tegen ivermectine kan op een leeftijd van zes en tien maanden (eventueel na mestonderzoek) met pyrantel ontwormd worden.

Ontwormen volgens bovenstaande richtlijnen is voornamelijk praktisch op (grote) bedrijven. Wanneer men bij mestonderzoek (herhaaldelijk) hoge EPG’s treft, kan men 14 dagen na een ontworming nogmaals mestonderzoek doen om te kijken of de behandeling wel effect heeft gehad.

Wij doen op onze praktijk zelf mestonderzoek, incl. bepaling van het EPG!

 

Meest voorkomende wormsoorten bij paarden:

Kleine bloedworm (Cyathostominae)

Grote bloedworm (Strongylus vulgaris)

Spoelworm (Parascaris)

Lintworm (Anoplocephala perfoliata)

Veulenworm (Strongyloides westeri)

Aarsworm